‘Albert Sonck had den aftocht van ons leger bijgewoond. Met razernij in zijn hart zag de vurige jongeling de Teutoonsche horden ons grondgebied overrompelen. Soldaat worden ! Hij was slechts vijftien jaar ! Welke dwaasheid. Hij moest onder het vaderlijk dak blijven, luisterend op de verre echo’s van den slag. Naarmate de maanden verliepen, werd zijn droom duidelijker. Hij wilde vertrekken. In October 1916 begonnen de Duitsche overheden de bevolkingen der omliggende steden te deporteeren. Er moest gehandeld worden. Den 29e October 1916 bracht Sonck 137 jongelingen bijeen te Kieldrecht; hij gaf hun zijn laatste aanduidingen en verdeelde ze in groepen van vijf. De kleine troep kwam dan ook zonder ongevallen te Ouden-Doel weer samen. Sonck trok op verkenning uit langsheen de Schelde, sneed de telefonische draden door, die de Duitsche posten met elkaar verbonden, en kwam dan zijne landgenooten halen. Onder de bevelen van den jongen overste, bestreken zij hun aangezicht en handen met modder, kropen dan twee per twee onder de prikkeldraden en trokken langs de slijkerige boorden der Schelde Noordwaarts. Hun weg is versperd door de electrische draden, den laatsten maar zoo vreeselijk gevaarlijken hinderpaal. Plots rijst in de duisternis een Duitsche schildwacht voor hen op. Voordat hij den tijd heeft om gebruik te maken van zijn wapens, grijpt Sonck, geholpen door een stevige kerel, hem vast en werpt hem in den stroom. Daar het lage tij is hangen de draden op sommige plaatsen boven het water. De moedige jongens laten zich in de Schelde glijden, kruipen door de moerassen, door de versperring: Ze staan vrij op Hollandschen bodem. Dank aan de dapperheid en stoutmoedigheid van Sonck telde het leger 137 koene soldaten te meer. Enkele dagen later wilden de Duitschers de jongelingen van Kieldrecht en omtrek naar Duitschland sturen. Zij vonden er nog slechts bejaarde mannen, vrouwen, kinderen … en spotlachjes’.
Bron: De Legerbode nr. 756, 29 mei 1921
‘Den doodendraad’
Om te voorkomen dat vluchtelingen de grens overstaken en de vijand aan het front zouden versterken en om spionnen, koeriers, deserteurs en smokkelaars tegen te houden, besliste de Duitse legerleiding begin 1915 om van Knokke tot aan het Drielandenpunt de grens met Nederland af te sluiten met een onder elektrische stroom staande prikkeldraad, die ook nog streng bewaakt werd door niets ontziende schildwachten die meestal niet aarzelden om te schieten op al wie het waagde te dicht bij die versperring te komen.